Casus Simone
Simone (niet haar echte naam) zat niet lekker in haar vel. In gesprek met de medewerker van het SWT vertelde ze dat ze ‘last’ had van een van haar ouders.
Simones ouders waren gescheiden, al langer, en het contact ging niet altijd even makkelijk. Mediationtrajecten hadden niets opgeleverd. Het SWT plande gesprekken in met Simone apart en met beide ouders. De spanningen liepen op. Ouders spraken over hulp die Simone nodig zou hebben. Ze hadden al wel een idee welke vorm van jeugdhulp zou kunnen helpen. Tegelijk merkten ouders dat de gezamenlijke gesprekken ook iets opleverden, door het uiten van verdriet en frustratie. Er ontstond oog voor gedeelde zorg over de kinderen en eigenlijk elkaar het beste gunnen. Er werd besloten geen hulp erbij te zoeken, maar een gezamenlijk traject aan te gaan met de jeugd- en gezinswerker die inmiddels met alle betrokkenen vertrouwd was. Er volgden meer gesprekken, met Simone, de andere kinderen, met de ouders samen en met de ouders apart. Door het stellen van kleine doelen en vieren van kleine successen ontstond hoop.
De wijkteammedewerker was de vaste persoon in alle gesprekken, en kreeg ruimte om zowel op proces als op inhoud zaken te spiegelen of aan te reiken. Door flexibel af te stemmen en bijvoorbeeld ook in de avonduren elkaar online te spreken konden ze gezamenlijk de vaart erin houden. Er ontstond een mooie samenwerking tussen de ouders, en met Simone ging het steeds beter.
In plaats van te kiezen voor een aanpak gericht op een deel van het probleem (het meisje zat niet lekker in haar vel), is gezamenlijk gekozen voor een aanpak gericht op de hele context. Er hoefde geen extra expertise bijgehaald worden, de hulp werd dichtbij de dagelijkse leefwereld gevonden.