Oliemolen de Passiebloem
Aan de Vondelkade en de Nieuwe Vecht staat oliemolen de Passiebloem. Dit is een achtkantige stellingoliemolen met voorraadschuren. Het is naast de Windesheimer korenmolen de enig bewaard gebleven molen in Zwolle.
Eerste molen
In 1415 krijgt Henric de Olyslager van het stadsbestuur toestemming om aan de werf buiten de Diezerpoort een oliemolen te bouwen. Het is de eerste vermelding in de Zwolse archieven over een molen. Ongetwijfeld gaat het hier om een rosmolen, een molen die veelal werd aangedreven door een ros; een paard.
De eerste oliemolens in Zwolle zullen voornamelijk voor de consumptie van plantaardige spijsolie zijn gebouwd. Plantaardige spijsolie werden gewonnen uit uiteenlopende zaden zoals zonnebloempitten, beukennootjes, koolzaad en raapzaad. Daarnaast was olie ook voor ander gebruik belangrijk. Alle verf werd in het verleden aangemaakt met lijnolie, olielampen branden op raapolie en ook voor de productie van zeep was olie een belangrijke grondstof. Later, toen de vraag naar verf en zeep enorm toenam, ging men over op industrialisatie van de olieslagerij.
Oliemolens aan de Nieuwe Vecht
Molens stonden aan de rand van de stad om de wind goed te kunnen vangen. Op de vestingwallen van Zwolle stonden bijvoorbeeld vier molens. Als verzorgingscentrum voor de regio telde Zwolle begin negentiende eeuw zes korenmolens, drie lijnzaad verwerkende oliemolens, twee pelmolens en drie houtzaagmolens.
Aan de Nieuwe Vecht stonden al vanaf de achttiende eeuw een aantal oliemolens. Van west naar oost hebben hier minstens vijf oliemolens gestaan. Te beginnen met de Fortuin, vervolgens de Hoop, de Aloë, de Passiebloem en als laatste de Roode Molen die ook wel de Achtste Molen werd genoemd.
De oliehoudende zaden werden vanuit Twente naar Zwolle vervoerd. In de molens werden de zaden verwerkt tot veevoer of lampenolie. Ondernemer Koert Reinders kocht en moderniseerde een viertal (lijn)oliefabrieken en -molens aan de Nieuwe Vecht, waaronder de Passiebloem. In 1896 werden de Passiebloem en de Roode molen verhuurd aan de firma Reinders. Uit de molen de Aloë kwam later Reinders slaoliefabriek tot stand. Een aanzienlijk deel van de uit zaden geproduceerde spijsolie en veekoeken werd naar het buitenland geëxporteerd.
De Passiebloem
In 1776 werd oliemolen de Passiebloem gebouwd. De eerste vermelding van de molen is pas in 1824. Aan het bijzondere proces van olie slaan zullen we nog eens een apart artikel wijden. De molen heeft kelders die 530 vat olie (24.000 liter) kunnen opslaan. Bij de bouw was het voor de bouwers een absolute voorwaarde dat deze kelders water- en oliedicht moesten zijn. Dat was geen eenvoudige opgave met de direct ernaast gelegen Nieuwe Vecht. Op de kelders en fundering kwam de kapitale windmolen met een vlucht van 23,10 meter. Op 6,65 meter boven het maaiveld bevindt zich de stelling. Tot 1920 is de Passiebloem industrieel in gebruik geweest. Het bijzondere rijksmonument wordt door een gedreven groep vrijwillig molenaars draaiende gehouden. U kunt de molen op zaterdag van 10:00 tot 16:00 uur bezoeken en een rondleiding volgen. Zie voor de actuele openingstijden: www.molendepassiebloem.nl. Een absolute aanrader!
Afbeeldingen
Afb. 1 Oliemolen de Passiebloem begin twintigste eeuw met daarachter de Roode Molen (Collectie Overijssel, collectie C.J.J. Schaepman)
Afb. 2 De molens langs de Nieuwe Vecht op een uitsnede van de kaart van Zwolle van begin twintigste eeuw. De Aloë wordt aangeduid als Stoom Oliemolen. (Erfgoed gemeente Zwolle)